Brieven, Boetes en Bajes
De overheid heeft bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (te) hoge verwachtingen van de poortwachters maar wat als een poortwachter niet voldoet aan deze opgelegde rol?
De overheid heeft bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering een grote rol toebedeeld aan organisaties die toegang verlenen tot het financiële systeem; de zogenaamde Poortwachters. In de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) is aangegeven welke dienstverleners cliëntenonderzoek moeten verrichten en ongebruikelijke voorgenomen en uitgevoerde transacties moeten melden bij de Financial Intelligence Unit (FIU). Om de term “ ongebruikelijk” meer handen en voeten te geven zijn zogenaamde objectieve en subjectieve indicatoren geformuleerd. Objectieve indicatoren zijn eenduidig geformuleerd en moeten altijd zo snel mogelijk worden gemeld bij de FIU. Bij subjectieve indicatoren is het de inschatting van de dienstverlener of er een verband is met witwassen en/of terrorismefinanciering. De meldplicht betreft ook de mislukte cliëntenonderzoeken waarbij een mogelijk verband wordt verondersteld met witwassen en/of terrorismefinanciering.
Ondanks het nobele streven van witwasbestrijding en het voorkomen van terrorisme, drukken deze verplichtingen zwaar op de Wwft-plichtige instellingen. Zo heeft KPMG berekend dat circa 15% van de medewerkers van de vier grootste Nederlandse banken zich bezighoudt met het voorkomen van financieel economische criminaliteit. Het ziet er echter niet naar uit dat de verantwoordelijkheden van de Poortwachters worden beperkt. Er mag zelfs een tandje bij!
Beter
toezicht
In lijn met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force, de internationale witwaswaakhond wil het kabinet het toezicht op advocaten, notarissen, accountants en bepaalde groepen cryptodienstdienstverleners gaan “verbeteren” en onderzoeken of de strafmaat voor witwassen, en dan vooral voor de groep facilitators, kan worden verhoogd. Er zal dus nog meer op de Poortwachters worden gelet in hoeverre zij hun opgelegde rol vervullen. Als zij daar niet in slagen dan kan dat op verschillende manieren vervelend uitpakken, bijvoorbeeld strafrechtelijk of bestuursrechtelijk.
Het niet of te laat melden van ongebruikelijke transacties en het niet uitvoeren van deugdelijk cliëntenonderzoek wordt beschouwd als economisch delict of alseconomisch misdrijf wanneer er sprake is van “opzet” op grond van de “ Wet op de economische delicten”. In het dagelijkse leven verstaan we onder opzet het “willens en wetens handelen“ maar in de juridische opvatting gelden gebrek aan kennis en goede bedoelingen niet als excuus voor overtredingen van de Wwft. Overtreding van de Wwft kan twee tot vier jaar gevangenisstraf opleveren en geldboetes die kunnen oplopen tot €900.000,- voor een natuurlijk persoon of 10% van de jaaromzet voor een rechtspersoon. Het wordt nog vervelender en kostbaarder wanneer er ook nog sprake is van “schuldwitwassen” zoals destijds het geval bij ING en ABN AMRO. Een bijkomend nadeel is dat strafrechtelijke onderzoeken heel lang kunnen duren waardoor “verdachten” jaren kunnen “ bungelen” en nauwelijks meer aan de bak kunnen komen.
Meer
maatregelen
In plaats van het Openbaar Ministerie (maar in onderlinge afstemming) kan ook de toezichthouder formele maatregelen nemen zoals een boete. In de wet is vastgelegd dat de maximale hoogte van de bestuurlijke boete een bescheiden 5 miljoen euro bedraagt tenzij er sprake is van recidive binnen vijf jaar. De maximale hoogte wordt dan verdubbeld. Behalve het uitdelen van boetes aan de overtreder of de feitelijke leidinggevende, zijn er nog meer formele maatregelen mogelijk. Vergunningen kunnen worden ingetrokken, leidinggevenden worden weggestuurd, curatele stelling, het geven van een openbare waarschuwing, het geven van een aanwijzing of het opleggen van ene last onder dwangsom. In principe moeten formele maatregelen worden gepubliceerd zodat “iedereen daar van kan leren”. De toezichthouder ziet dit niet als “namen en shamen” maar het moge duidelijk zijn dat de meningen daarover verschillen.
Tot nu toe lijken de toezichthouders een voorkeur te hebben voor preventie en informele maatregelen ten opzichte van formele maatregelen. Bij informele maatregelen moet men denken aan norm-overdragende brieven en gesprekken. Volgens de AFM zijn informele maatregelen meer effectief en een stuk goedkoper.
De keuze voor het inzetten van een bepaald instrument is afhankelijk van het doel dat men wil realiseren waarbij ook gekeken wordt naar de ernst en duur van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de compliance-gerichtheid van de overtreder. Een reden te meer om te investeren in ontwikkelingsgerichte medewerkers met kennis van zaken.